top of page
Zoeken
  • rafnjotea

Taal geven we samen vorm, daarom ligt ze zo gevoelig

Bijgewerkt op: 3 feb. 2023

Traditiegetrouw vindt begin oktober de jaarlijkse Week van het Nederlands plaats, een initiatief van de Taalunie en deBuren waarin de Nederlandse taal centraal staat. De Nederlandse dichter en woordjongleur Joost Oomen en ik zijn de fiere ­ambassadeurs van deze achtste ­editie. Het thema: de schoonheid van het Nederlands. Met dat thema doelen we natuurlijk op de vraag wat er mooi is in en aan het Nederlands. Maar ook op de vraag wat mooi ­Nederlands is. Dat zijn twee verschillende dingen. Die tweede vraag is minder voor de hand liggend, maar minstens even interessant als de ­eerste. Denk aan het vermanende ‘spreek eens mooi Nederlands’ dat ouders hun kinderen opdragen als die iets fouts of vulgairs zeggen.


Laatst was ik ­uitgenodigd voor een gesprek door studenten jour­nalistiek van de ­Hogeschool Utrecht. Een van de dingen die we bespraken was het belang van correcte taal in de journalistiek. ­Tijdens het nagesprek in de bar ging het over de taaltest die de studenten moeten afleggen als een soort toegangsproef om de opleiding te mogen voortzetten. Een Vlaamse jongen die eerder al journalistiek studeerde aan een Vlaamse hogeschool, had de indruk dat zulke taaltesten bij ons strenger zijn dan in Nederland. De vraag die bleef, was hoe streng we er überhaupt in moeten zijn. Het is een vraag die we ook tijdens deze Week van het Nederlands willen aanraken: wat is ‘correct’ in taal en hoeveel ­gewicht moeten taalregels krijgen?


De kwestie is zo oud als de taal­wetenschap zelf: wat is het juiste evenwicht tussen een prescriptieve benadering van taal, die te volgen ­regels voorschrijft, en een descriptieve, die louter beschrijft hoe taal ­gebruikt wordt, inclusief alle grammaticale ‘fouten’ die mensen ­maken? Is de Nederlandse taal wat in het Groene Boekje staat? Of is het wat het volk spreekt en opschrijft, ook in sms’en en posts op sociale media? Als linguïst ben ik ervan overtuigd dat er regels moeten zijn. Als iedereen zijn ding gaat doen, kan dat op termijn de communicatie ­bemoeilijken, en dan zouden we het doel van taal helemaal voorbij­schieten. Maar tegelijk is het eigene aan taal net dat ze bestaat bij gratie van ons mensen die ze gebruiken. En ze is net zo ongrijpbaar als wij. Daarin verschilt de taal ook van de ­wiskunde: er zijn geen absoluten. Als genoeg mensen iets fouts lang ­genoeg blijven zeggen, dan wordt het juist. Vanuit die optiek begrijp ik ook de onzin van taalregels. Te meer ­omdat een al te prescriptieve manier van omgaan met taal uitsluiting in de hand kan werken.


Toen ik het met de Utrechtse ­studenten over taaltests had, ­kwamen me bijvoorbeeld de berucht strenge stem- en taalproeven voor de geest die de VRT vroeger hanteerde voor haar sollicitanten. Omdat de openbare omroep gezien werd als een van de invloedrijkste vaandel­dragers van de Nederlandse taal in Vlaanderen, vond men het belangrijk dat journalisten vlekkeloos en ­accentloos Nederlands spraken. Maar daardoor was een carrière bij VRT, zeker op het scherm, onmogelijk voor mensen die bijvoorbeeld thuis weinig Nederlands spraken en daardoor misschien een accent hadden of al eens een fout ­lidwoord gebruikten. Vandaag houdt VRT daar gelukkig meer ­rekening mee.


Een dwingende aanpak in taal zie je ook op het politieke niveau. Kijk maar naar de Belgische taalstrijd, die al sinds het ontstaan van ons land bezig is. Taal als manier om je af te zetten tegen andere groepen. Sociolinguïsten weten al langer dat taal iets heel identitairs kan zijn. De taal die we gebruiken, is een ­uiting van wie we zijn en tot welke groep we behoren. Of – geen ­onbelangrijke nuance – tot welke groep we willen behoren. Dat hoeft overigens niets slechts te zijn. Dat een koppel, bijvoorbeeld, een eigen soort van taaltje ontwikkelt, is net heel mooi. Als ik weer eens een post van het populaire Instagram-account Kempenklap voorbij zie komen, waarvan de Kempense wijsheden gretig door Kempenaren gedeeld worden, geeft me dat een warm ­gevoel. Jongerentaal? Mieters!


Maar ook in al die gevallen zijn er telkens weer specifieke regels of ­(impliciete) afspraken. Omdat je in taal niet zonder kunt. Het mooie is dat die afspraken in een constante, vaak onbewuste collectieve dialoog tot stand komen. Er is geen individu dat kan zeggen: zo is het en niet ­anders. Niemand is de baas over taal, ze is van iedereen. Ook dat is de schoonheid ervan. Op het maatschappelijke niveau is taal een van de weinige dingen die we nog samen vormgeven. Laten we dat onbewust collectieve ook in de andere aspecten van de samenleving doortrekken.


Verschenen in De Standaard op 6 oktober 2022



24 weergaven0 opmerkingen

Recente blogposts

Alles weergeven
bottom of page