“Onbewust dacht ik altijd dat ik het niet verdiende, maar jullie hebben me geleerd dat ik ook recht heb op geluk. Jullie hebben me mijn zelfvertrouwen teruggegeven, en ik kan jullie niet genoeg bedanken.” Tranen, een innige omhelzing en hop, de vijf lifestylesuperhelden verdwijnen weer in hun pick-up en rijden het leven van de kandidaat uit, die nog lang en gelukkig verder leeft.
Het is bijna aanstootgevend hoe opzichtig ze mikken op de gevoelige snaar, maar het werkt verdomme toch maar weer. Met waterige ogen zet ik de volgende aflevering op, de negende in twee dagen tijd.
Ik ben op de 'Queer Eye'-trein gesprongen. Ongeveer drie jaar nadat hij (opnieuw) vertrokken is, dat wel. Maar toch, ik zit er op, kijk dan! Verschillende vriendinnen en gay kennissen hebben me de afgelopen twee jaar tijd bijna na gestenigd wanneer ik zei dat ik niet naar het programma keek. "Raf! Hoe kán dat?!" - Ik weet het, ik ben echt een slechte homo!
Under pressure
Je merkt het wel vaker, een soort druk om actief mee te gaan in een hype in de gay subcultuur (die naast 'Queer Eye' ook, onder vele andere, 'RuPaul’s Drag Race', Troye Sivan, 'Pose' op Netflix, het Eurovisiesongfestival, 'Call Me By Your Name' en Beyoncé omvat) gewoon omdat… Tja, waarom eigenlijk? Omdat iedereen erin meegaat? Omdat je het aan je homoseksualiteit verplicht bent?
Het is tegelijkertijd raar en begrijpelijk, die impliciete veronderstelling dat je als homo al die dingen moet volgen, en goed moet vinden. Je zou kunnen zeggen dat het deel uitmaakt van de queer identity, dat het allemaal kleine regenboogvlaggetjes zijn die wapperend in het popculturele landschap de heteronormatieve wind trotseren.
Een beetje zoals hoe je als Belg verwacht wordt onze bieren te verdedigen als die door buitenlandse barbaren onder vuur genomen worden — zelfs als je niet eens graag bier drinkt. Niet dat ik die popculturele gay hypes per definitie niet lust. Maar het zet je aan het denken. Wat als je nu Cher maar niks vindt? Als je nooit een aflevering van 'Queer As Folk' gezien hebt?
Dan niks, kan je misschien denken. En terecht, het is tenslotte maar entertainment. Iets prangender wordt het echter wanneer je het op maatschappelijk niveau bekijkt. Moet elke LGBTQ’er de Stonewall Riots kennen? Zich informeren over de geschiedenis van hiv en aids? Weten welke Vlaamse politieke partijen zich het langst tegen het holebihuwelijk verzet hebben?
Zoom nog verder uit en je komt uiteindelijk tot de vraag wat de LGBTQ-gemeenschap eigenlijk tot een gemeenschap maakt. Bestaat er zoiets als een queer identity? En zo ja, waaruit bestaat die dan? Wat verbindt ons? Is het gewoon een afwijkende seksuele voorkeur of (gender)expressie? Het besef dat we ‘anders’ zijn? Of is het een gedeelde strijd?
Te wit
Voor veel identiteitsgemeenschappen, zeker minderheden, speelt dat idee van een gedeelde strijd voor rechtvaardigheid en gelijkwaardigheid een grote rol in het groepsgevoel. Dat klinkt heel logisch, maar de vraag is hoe ver je daarin gaat. Kijk naar de feministische beweging, die niet altijd even goed weet wat te doen met vrouwen die pleiten voor een traditionele familiale rolverdeling. In de Afro-Amerikaanse gemeenschap zijn er zelfs speciale woorden voor dergelijke ‘verraders’.
Mensen die zich ‘te wit’ gedragen en daardoor per definitie de zwarte gemeenschap de rug zouden hebben toegekeerd worden bounty’s of oreo’s genoemd, omdat ze “vanbuiten zwart zijn maar vanbinnen wit”. Dat lijkt compleet belachelijk (wat het ook is), maar het duidt wel een spanning aan die inherent is aan identitaire gemeenschapsvorming, namelijk in hoeverre je morele verplichtingen hebt tegenover de community waar je toe behoort.
Als je bijvoorbeeld weet dat een politicus homoseksualiteit ranzig vindt, hoe verantwoord is het dan om er als homo op te stemmen? Verdien je het dan nog om deel uit te maken van de LGBTQ-community? Kan je als lesbische vrouw bevriend zijn met mensen die trans personen vies vinden? Kan je zelf trans personen vies vinden? Mag je als bi bedenkingen hebben over aseksuelen? Of als trans man bij de extravagantie van de Pride? En wat als je je eigen homoseksualiteit wél als keuze ziet?
Harvey Milk
Harvey Milk deed in 1978 zijn befaamde oproep naar Amerikaanse LGBTQ’ers in San Francisco en daarbuiten. “Gay brothers and sisters, you must come out. Come out to your parents. I know that it is hard and will hurt them, but think about how they will hurt you in the voting booth! Come out to your relatives. Come out to your friends, if indeed they are your friends. Come out to your neighbors, to your fellow workers. […] Once and for all, break down the myths. Destroy the lies and distortions. For your sake. For their sake.”
Zeker, de mensen die in de voorbije decennia uit de kast gekomen zijn, hebben de weg geplaveid voor ons. Ook nu kan een outing nog moeilijk zijn, maar vergeleken met de maatschappij van destijds mogen wij vandaag onze beide handjes kussen. Dat is een sterk argument dat LGBTQ’ers wel degelijk een stevige morele verantwoordelijkheid dragen voor hun (toekomstige) gemeenschap.
Dat ze elkaar en ‘de strijd’ moeten steunen, zelfs al ondervinden ze daar op individueel niveau nadelen van. Anderzijds is daar ook iets pervers aan. Het is immers een extra last op schouders die sowieso al niet de breedste zijn, een last die wij er nota bene zelf op leggen en die leden van meerderheidsgemeenschappen niet hoeven te torsen. Nog nooit heb ik iemand zichzelf een slechte hetero horen noemen.
Verschenen op zizomag.be op 24 mei 2019
Comments