top of page
Zoeken
  • rafnjotea

Een oefening voor de meerderheid

Bijgewerkt op: 3 feb. 2023

Via de hashtag #NotMyAriel ­uitten mensen de afgelopen dagen hun ongenoegen over de kleur van de kleine ­zeemeermin. Voor de liveactionremake van die klassieker heeft Disney namelijk een ­actrice met een donkere huidskleur gecast. De ophef is opvallend, want terwijl zwarte meisjes zich al ­decennia, neen, eeuwenlang hebben moeten verplaatsen in witte meisjes of, nog vaker, jongens om verhalen te beleven, botst het omgekeerde kennelijk op ­onbegrip en consternatie. Het doet me denken aan iets waar je als scenarist ook regelmatig mee geconfronteerd wordt: de vrees van een zender of ­producent dat ‘de’ kijker (op zich al veelzeggend) zich niet meer in je verhaal of personages zal herkennen als die ‘te divers’ worden. Ik geef het niet graag toe, maar die vrees zou weleens gerechtvaardigd kunnen zijn. Hij duidt op een dieperliggende scheeftrekking in de samenleving, een die #NotMyAriel nog eens in de verf zet.


Vorige week opende in het Foto­museum in Antwerpen de expo ­Recaptioning Congo. Die werd samengesteld door curator Sandrine Colard, die ­doctoreerde in de kunstgeschie­denis en gespecialiseerd is in Centraal-Afrikaanse kunst en fotografie. De expo belicht de koloniale fotografie in Congo tijdens de periode van de Belgische overheersing, van 1885 tot 1960. Constante doorheen de expo is de spanning tussen het propagandistische beeld dat het Belgische bestuur van Congo wilde ­ophangen en het onderbelichte beeld van hoe de Congolezen naar zichzelf en hun leven keken. Die spanning speelt Colard onder meer uit aan de hand van een reeks diptieken, telkens twee beelden over een soortgelijk thema, vanuit een ander referentiekader benaderd. En door een aantal foto’s te voorzien van quotes van Congolezen die wat er te zien is, in een ander perspectief plaatsen: het hunne.




België zette fotografie actief in om aan het thuisfront goodwill te creëren voor het koloniale project. De overgrote meerderheid van de Belgen kon Congo immers alleen kennen via de beelden die hen vanuit de kolonie bereikten. Daarvoor schakelde het bewind ook Afrikaanse fotografen in, die evenwel alleen beelden mochten aanleveren die het kolonialisme van pas kwamen. ­Zeker na 1908, in de periode na Congo -Vrijstaat, was de campagnestrategie om in te zetten op herkenning bij de Belgische bevolking. Foto’s van kerken en postkantoren, van geëuropeaniseerde évolués, van Belgische folkloris­tische feesten en zelfs van Sinterklaas op bezoek bij de Congolezen moesten het Belgische volk in staat stellen zich in het koloniale project in te leven.


Kennelijk was het voor de Belg niet evident om zich met zo’n ‘exotische’ cultuur te vereenzelvigen. Op zich hoeft dat niet zo merkwaardig te zijn: we identificeren ons nu eenmaal makke­lijker met mensen die op ons lijken. Mogelijk vreemde gewoontes of gebruiken van de ander vormen daarbij een obstakel.


Alleen is het opvallend dat die vanzelfsprekendheid maar in één richting gold. Voor de Congolezen werd ­immers zelden vanuit die logica ­gedacht. In hoeverre konden (of wilden) zij zich identificeren met de even ‘exotische’ Belgische cultuur? Van hen werd simpelweg verwacht dat ze zich zouden ­inschrijven in het westerse referentie­kader.


Die ‘eenrichtingsvanzelfsprekendheid’ zie je vaak in machts­relaties: wie dominant is, veronderstelt (vaak onbewust) dat de ander zich aanpast en hoeft zelf die moeite zelden te doen. Het zou interessant zijn om te ­onderzoeken in hoeverre dat een effect heeft op iemands vermogen om zich te verplaatsen in een ander die hard van hem verschilt. Hebben minderheidsgroepen of ondergerepresenteerde groepen een ­reflex ontwikkeld die er bij de meerderheid niet is? Mensen uit die groepen zijn het immers gewend zich aan te passen. Als overlevingsmecha­nisme of, meer pragmatisch, simpelweg om ­hogerop te geraken. Vrouwen weten ­beter hoe mee te draaien in een mannenwereld dan andersom, want ze doen het al hun hele leven. Zoiets.


Het doet wat denken aan wat de Amerikaanse socioloog en burgerrechtenactivist W.E.B. Du Bois double ­consciousness noemde. Het duidde op de bijna schizofrene spanning van Afro-Amerikanen ten tijde van de segregatie om tegelijk zwart en Amerikaan te zijn. Maar een deel van zijn definitie houdt ook in de veel minder radicale context van vandaag stand. Zo omschrijft hij double consciousness ook als het ­gevoel van altijd naar jezelf te kijken door de ogen van anderen. Vrij vertaald: minderheden kijken vaker met de bril van de meerderheid naar zichzelf dan omgekeerd. Van hen wordt verwacht dat ze zich met de meerderheid vereenzelvigen, terwijl die reflex in de omgekeerde richting veel minder evident ­gevonden wordt. Zo bekeken wordt de remake van De Kleine zeemeermin een goede oefening voor de meerderheid.


Verschenen in De Standaard op 22 september 2022

15 weergaven0 opmerkingen

Recente blogposts

Alles weergeven
bottom of page