In augustus 1619 verscheen aan de Amerikaanse horizon een stipje op de oceaan nabij Jamestown, in de pas gestichte Britse kolonie Virginia. Het stipje was een piratenschip genaamd The White Lion. Aan boord bevond zich behalve de bemanning een twintigtal Afrikaanse mensen die de piraten hadden buitgemaakt op een Portugees slavenschip en die als slaaf aan de Britse kolonisten verkocht zouden worden. Toen die Angolese slaafgemaakten aan land gingen, betekende dat de start van de slavernij in de Verenigde Staten.
Het is met die gebeurtenis dat The New York Times-journaliste Nikole Hannah-Jones haar monumentale ‘1619 Project’ begint. Wat startte met een speciale editie van The New York Times Magazine voor de 400ste verjaardag van de Amerikaanse slavernij in 2019, werd een lopend project waarin nog altijd nieuwe essays, artikels, gedichten, foto’s of audiowerken verschijnen. Hannah-Jones won er de Pulitzerprijs mee, en dat is niet verwonderlijk. Ze wilde met het project een nieuw verhaal brengen en de geschiedenis van de Verenigde Staten herdefiniëren.
De titel is een oproep om niet 1776, het jaar van de Amerikaanse onafhankelijkheid, als het ontstaansmoment van de VS te zien, maar wel dat noodlottige 1619. Volgens Hannah-Jones is Amerika gebouwd op het fundament van de slavernij en dankzij de niet-aflatende strijd van onderdrukte mensen voor hun vrijheid en die van anderen, niet op de ‘verlichte’ idealen van de founding fathers.
Dat onderstreept ze met nog een ander beeld: dat van Thomas Jefferson, later de derde president van de VS, die in 1776 op 33-jarige leeftijd in een huis in Philadelphia samen met de andere founding fathers de Declaration of Independence opstelde. Het was Jefferson die als hoofdschrijver deze befaamde woorden liet optekenen: ‘We hold these truths to be self-evident, dat alle mensen als gelijken zijn geschapen, dat zij door hun schepper met bepaalde onvervreemdbare rechten zijn begiftigd, waaronder life, liberty and the pursuit of happiness.’ Terwijl Jefferson dat neerschreef, keek Robert Hemings toe. Hemings was een van Jeffersons slaven, een van de ongeveer 400.000 mensen die op dat moment in Amerika in onvrijheid leefden.
Dat Jefferson en andere founding fathers slaven bezaten, is algemeen geweten en uitvoerig besproken. Ook dat sommige slavenhouders, zoals Jefferson, in theorie tegen de slavenhandel waren, is niet nieuw, maar het blijft me fascineren. In het beste geval is het een interessant staaltje cognitieve dissonantie, in het slechtste een bewijs van de cynische hypocrisie van de mens.
Een vergelijkbaar soort dissonantie speelde wellicht tijdens het opstellen van die andere Declaration, de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens (UVRM). Het document is in verschillende opzichten historisch en wellicht een van de belangrijkste verwezenlijkingen van de mensheid. Het heeft geen wettelijke slagkracht, maar is desondanks van gigantische waarde om menselijkheid en vrijheid in de wereld te waarborgen, of dat toch te proberen. Maar vanuit bepaalde hoek oogst de UVRM ook kritiek: dat ze te westers zou zijn en daardoor discriminerend tegenover mensen of volkeren uit andere tradities.
Het klopt dat de verklaring vanuit een westers standpunt is opgemaakt. Bepaalde artikels zijn ideologisch gekleurd. Dat waarin het gezin de ‘natuurlijke en fundamentele groepseenheid van de maatschappij’ wordt genoemd, bijvoorbeeld, of dat waarin staat dat ‘de wil van het volk de grondslag zal zijn van het gezag van de regering’. Maar de basismensenrechten zoals het recht op leven, veiligheid, gelijkheid voor de wet en godsdienstvrijheid kun je moeilijk ideologisch gekleurd noemen als je echte vrijheid voor iedereen beoogt.
Toch begrijp ik waar de kritiek vandaan komt. Zeker als je de ontstaansgeschiedenis van die ‘universele’ verklaring in ogenschouw neemt. Toen ze werd aangenomen, waren maar 58 landen lid van de Verenigde Naties. Van die 58 stemden er 48 voor. Onder andere de Sovjet-Unie en enkele buurlanden, Zuid-Afrika en Saudi-Arabië onthielden zich. Wat veelzeggend is. Maar wat we misschien vergeten, is dat sommige van de invloedrijkste landen die wél voor stemden, op dat moment nog koloniale machten waren, die vaak actief streden tegen de onafhankelijkheid van hun kolonies. Ze weigerden een significant deel van de wereld soevereiniteit te gunnen. Terwijl het idee van vrijheid en zelfbeschikking net de kern vormde van de verklaring die ze ondertekenden.
Het toont nog maar eens aan dat verlichte idealen hebben één ding is, maar ze in de praktijk brengen nog iets anders. De Universele Verklaring van de Rechten van de Mens viert de komende weken haar 75ste verjaardag. Een uitgelezen moment om ons nog eens in te prenten dat mensenrechten maar zoveel waard zijn als de handhaving ervan.
Verschenen in De Standaard op 16 november 2023
Comments