top of page
Zoeken

Waar is Robin Hood als je hem nodig hebt?

rafnjotea

“Belastingen! Zalig heerlijke belastingen!” Het is een van de eerste scènes in de Disneyfilm Robin Hood uit 1973. Een van de meest veelzeggende ook. Gezeten in een vergulde koets en zwelgend in een zak gouden munten verkneukelt de hebberige prins John zich op de mooiste dag van het jaar: de dag waarop hij de belastingen kan innen.


Vanuit historisch oogpunt is de voorstelling van Prins John als groteske middeleeuwse heerser uiteraard niet geheel correct — ook al omdat hij een leeuw is. Maar onder alle overdrijving wisten de scenaristen en animatoren van Disney zoals wel vaker treffend een gevoel over te brengen: hoe potentaten het volk uitpersen voor eigen gewin. Het is een gevoel dat we vooral associëren met feodale tijden, toen vorsten, leenheren, vazallen en lijfeigenen samen een onwrikbaar hiërarchisch stelsel vormden. Heersers inden belastingen in ruil voor bescherming van hun onderdanen, maar gebruikten het gekregen geld in de praktijk niet zelden om de eigen hofhouding en levenswijze te bekostigen. Nogal logisch dat mensen belastingen als een vorm van diefstal konden zien.


Elke tijd baart eigen helden, dus het is ergens in die eeuwen van politieke onrechtvaardigheid dat in Engeland Robin Hood de kop opstak. Nu zijn de meeste onderzoekers het erover eens dat Robin Hood nooit echt heeft bestaan. Desondanks, of misschien net daardoor, groeide hij uit tot een van de bekendste figuren uit de Engelse folklore. Een bandiet van het volk, een sluwe held die vecht tegen het onrecht van een inhalige vorst. Zo kennen wij hem ook: Robin Hood, de man die steelt van de rijken en geeft aan de armen. In de Disney-versie doet hij dat letterlijk, door een gat te slaan in de koninklijke schatkist en met de gouden munten aan de haal te gaan. Maar de legende zelf moet wellicht vooral gelezen worden als een metafoor voor rechtvaardige herverdeling.


De roep om rechtvaardige herverdeling werd ook in de echte wereld luider. In de eeuwen die volgden ging het volk zich steeds meer roeren en ontstond er een concept van burgerschap met inspraak in bestuur, wetgeving en rechtspraak. Heersers en volksvertegenwoordigers werden in toenemende mate ter verantwoording geroepen. Steeds meer werd belastingen heffen alleen nog getolereerd als het de gemeenschap ten goede kwam. En uiteindelijk werden belastingen ook effectief zo gezien: als een instrument voor de rechtvaardige herverdeling van middelen. Het groeiende bewustzijn (en de niet-aflatende strijd) van het volk heeft geleid tot een meer egalitaire maatschappij.


Maar de laatste decennia groeit de ongelijkheid weer. De kloof tussen rijk en arm wordt groter, en zelfs het idee van herverdeling lijkt onder druk te staan. De armeren worden steeds meer als profiteurs gezien en de rijkeren als terechte verwervers van wat hen toekomt. Volgens die gedachtegang zijn belastingen niet langer een instrument voor herverdeling, maar een straf voor rijke mensen die zich uit de naad werken. Terwijl de armen maar gratis geld en subsidies krijgen. Wás het maar zo, zou ik bijna denken. In veel gevallen is net het omgekeerde waar: het zijn niet de armen die het meest profiteren van het systeem, maar de rijken. Alleen bekijken we beide groepen vanuit een andere framing.


De Nederlandse stadsgeograaf Cody Hochstenbach hekelde die framing van waaruit we subsidies en uitkeringen bekijken vorig jaar in De Groene Amsterdammer. Als voorbeeld haalt hij een ingebeelde sociale huurwoning aan met daarnaast een kast van een huis. Het is alleszeggend dat iedereen aan de sociale woning zal denken als het over subsidies en profiteren gaat. Terwijl de villa ernaast via allerlei fiscale voordelen misschien veel zwaarder is gesubsidieerd. Zo zijn er nog talloze voorbeelden van hoe fiscaliteit vaak vooral de hogere middenklasse en de rijken ten goede komt. Ik denk aan de woonbonus die er tot voor kort was, subsidies voor zonnepanelen, renovatie- en isolatiepremies. Maar ook belastingvoordelen voor dingen zoals pensioensparen.


De voortdurende absurde besparingen op het openbaar vervoer passen wat mij betreft ook perfect in dat rijtje. Hoe kun je als overheid toekijken hoe er meer dan drieduizend bushaltes verdwijnen, maar ondertussen wel miljarden euro’s uitgeven aan premies voor elektrische auto’s en de indirecte subsidiëring van bedrijfswagens? Dat zijn keuzes die rechtstreeks de armeren treffen en de rijken ten goede komen.


In de vergulde koets van prins John zit ook zijn raadsman, de slang Sir Hiss. “O sire,” slijmt die eufemistisch, “wat bent u toch deskundig in het stimuleren van bijdragen van de armen.” Waarop John antwoordt: “Laat ik het zo zeggen, mijn beste raadsman: steel van de armen om de rijken te voeden!”


Verschenen in De Standaard op 11 januari 2024


5 weergaven0 opmerkingen

Recente blogposts

Alles weergeven

Comments


©2024 by Raf Njotea

bottom of page