top of page
Zoeken

Tegen de taalnazi

rafnjotea

Bijgewerkt op: 22 jan 2020

Taal is belangrijk, zeker voor minderheidsgroepen. Een korte beschouwing over voornaamwoorden, homofielen en ‘echte’ mannen.


https://www.flickr.com/photos/stigeredoo/11689598/
© Stig Andersen (cc)

Een paar dagen geleden heeft Amerika’s oudste woordenboek, Merriam-Webster, officieel het non-binaire enkelvoud toegevoegd aan de mogelijke betekenissen van het woord ‘they’. Wat hen betreft is het nu dus grammaticaal correct om te zeggen: ‘Sam lost their phone’.


Dat lijkt misschien onbenullige taalkundige spielerei, maar voor de LGBTQ+-beweging is het wel degelijk significant. Taal is belangrijk, zeker voor minderheidsgroepen. Naast een tool om onze verbeelding uit te drukken en zo over de wereld en over elkaar te praten, is taal immers ook een sturende kracht die actief ingrijpt op die verbeelding. Taal boetseert mee ons beeld van de wereld en van elkaar. Vraag maar eens aan non-binaire of trans mensen hoezeer een verkeerd voornaamwoord hen als persoon teniet kan doen.


Pietjes-precies


Vooraleer Merriam-Webster communiceerde over de wijziging, hadden ze een woordje context en uitleg gegeven bij hun beslissing. Er waren immers tegengeluiden van pietjes-precies en taalnazi’s die aandroegen dat ‘they’ een meervoudsvorm is en dat het gebruiken om naar één persoon te verwijzen dus een taalfout betekent.


Zulke reacties zijn er altijd als het gaat over taalkundige evoluties of ingrepen. Zelf kom ik ze vooral tegen in het ‘ethnische’ diversiteitsdebat, over woorden zoals wit vs blank, neger, zwart vs gekleurd etc. Als die reacties één ding aantonen, dan is het wat voor een complex fenomeen taal is. Het ding met taal is immers dat het erg lastig vast te leggen is. Uiteindelijk is taal namelijk niet dat wat geschreven staat in woordenboeken, groene boekjes of zelfs wetteksten. Neen, het is wat mensen gebruiken om over dingen te praten, te schrijven, te communiceren. En dat is in constante evolutie. Men spreekt wel eens van taal als een levend organisme: uitspraken veranderen van lading, eufemismen worden mainstream, woorden schudden connotaties van zich af of wringen zich in nieuwe betekenissen.


Hoogbejaarde dame van adel


Kijk naar het woord voor homo. In de decennia na de Tweede Wereldoorlog werd steevast gesproken over homofielen, een woord dat toen een nette (min of meer neutrale) lading had. Maar gaandeweg veranderde dat en kreeg het woord een negatieve en ouderwetse bijklank. Vraag nu aan iemand of hij homofiel is, en men zal aannemen dat je ofwel een hoogbejaarde dame van adel bent, of een BRT-reporter uit het zwart-wittijdperk. Homofiel werd in de jaren 80 en 90 beetje bij beetje ingewisseld voor homoseksueel, dat op zijn beurt ondertussen ook steeds meer in de verdrukking lijkt te raken ten voordele van eenvoudigere termen als homo, gay of queer.


Vraag is hoe dat gebeurde. Niemand besliste ooit dat homofiel plots te negatief klonk en dat er een alternatief moest komen. Dat is niet hoe taal doorgaans werkt. Neen, blijkbaar is het woord gaandeweg uit zwang geraakt — door een veranderende maatschappelijke moraal, door een grotere zichtbaarheid van de queergemeenschap, door een wisselwerking met andere talen, kortom door een complexe mix van dynamieken die ervoor zorgde dat het plaatje dat het woord ‘homofiel’ opriep in onze collectieve verbeelding niet langer strookte met hoe we homo’s (en hoe homo’s zichzelf) zagen. De vlag dekte de lading niet meer.


Spatie of geen spatie


Het lastige is dat taalverandering een proces is dat meestal onbewust en collectief plaatsvindt. Dat betekent dat het moeilijk te sturen is, wat vooral slecht nieuws kan zijn voor minderheidsgroepen. Die dreigen immers in hun mogelijk zwakkere positie bestendigd te worden als de taal evolueert op het collectieve ritme van de meerderheid of van de groepen met de grootste maatschappelijke invloed — zoals gezegd boetseert taal mee ons beeld van de wereld en van elkaar…


Maar dat sturen moeilijk is, betekent nog niet dat we het niet moeten proberen wanneer het nodig is. Als iemand door zijn taalgebruik bijvoorbeeld grenzen trekt rond ‘echte’ mannen of ‘gewone’ vrouwen, dan is het goed dat daarop gereageerd wordt. Zulk taalgebruik creëert immers het beeld dat er een juiste en een foute manier zou zijn om man of vrouw te zijn.


Een ander, proactiever voorbeeld las ik in een artikel van de non-binaire Nederlandse Olave Nduwanje over het woord ‘transvrouw’ of ‘transman’. Olave pleit voor een spatie tussen trans en vrouw omdat het aan elkaar plakken van die woorden het vrouw-zijn van trans personen reduceert tot dat ene kenmerk en dus impliceert dat ze nooit op een zelfde manier vrouw zullen zijn als andere vrouwen. Of zoals Olave het zegt: “In die ene spatie ligt een wereld van erkenning en inclusie.”


Mooie voorbeelden. Dat zulke taalkundige ingrepen vaak ingaan tegen heersende grammaticale regels of semantische aannames, kan hun verspreiding bemoeilijken. Net omdat taal geneigd is onbewust en ongestuurd te evolueren. Maar soms is het de moeite van het proberen waard. Wanneer referentiewerken zoals Merriam-Webster op de kar springen, kan dat alvast een enorme invloed hebben. Lezen jullie mee, Van Dale en co?


Verschenen op zizomag.be op 26 september 2019

77 weergaven0 opmerkingen

Recente blogposts

Alles weergeven

Comments


©2024 by Raf Njotea

bottom of page