Volle zon. We liggen aan een kleine baai aan de Sloveense kust. De warme keien knerpen wanneer we ons omdraaien. Aan de overkant van het water zwaait Italië. Het aritmische geklots van de brekende golven is even intimiderend als rustgevend.
Van aan het thuisfront bereiken ons de nieuwsberichten over een nakende tweede golf. Twijfelende politici, ongehoorzame burgers, noodzakelijke verstrengingen. De tendens is in heel Europa vergelijkbaar ongunstig, dus ook op reis valt aan het virus niet helemaal te ontkomen. In eerste instantie verbaas ik me erover hoe ver weg de situatie in België aanvoelt als je er niet met beide voeten in staat. Maar dan merk ik dat mijn geest toch vaker dan ik zou willen naar ons land terugzweeft. Even navragen bij vrienden en familie hoe een en ander evolueert, snel nog eens de geüpdatete lijst van Buitenlandse Zaken checken. Op sociale media zien we de kritiek of bezorgdheid aan het adres van vakantiegangers zoals wij. Moet het per se nu? Kon een reis niet een jaartje uitgesteld worden?
Het is iets raars, reizen. Het bestaat slechts in relatie tot een thuisbasis. Geen reisgevoel zonder thuis om dat gevoel tegen af te zetten. Maar laat die thuis te hard doorwegen en hij doet afbreuk aan de reiservaring. Want we reizen vooral om onze thuis even achter te laten. Om andere dingen mee te maken dan in onze vertrouwde omgeving. Om te ontsnappen aan de zorgen en de stress, aan de onzekerheid van het dagelijkse leven. Misschien daarom dat we er net nu toch zo hard naar snakken. Vakantie. Er even tussenuit.
'Dit is de ultieme reiservaring', schreef ik jaren geleden met jeugdige pathetiek in een brief aan het thuisfront, 'een kosmische botsing van ruimte en tijd'. Ik zat op de Transmongolië Express, de trein die in zes dagen van Moskou naar Peking rijdt, het tweelingbroertje van de Transsiberië Express. Zes dagen rijden, dwars door tijdzones heen, langs duizenden kilometers Russisch achterland. Het ultieme eraan was dat aan boord het gevoel heerste dat er even niks anders was. De trein leek een eigen tijdrekening te hebben, een eigen ruimtebeleving die losstond van de rest van de wereld. De beste reizen vormen hun eigen universum.
Misschien is dat het probleem waar we nu met z'n allen mee zitten. Dat we, waar we ook gaan, niet kunnen ontsnappen aan de mondmaskers, de reproductiegetallen, de contactbubbels. Dat we even vastzitten in dit ene universum, waar onzekerheid de standaard is. Hoe hard we ook ons best doen, we raken er niet van los. Nóg niet. Want ook al lijkt het virus op dit moment allesoverheersend, het zal wegebben. Of we ooit opnieuw zonder zullen leven, weet niemand. Maar zelfs als het in ons leven blijft, zal dat op een minder acute manier zijn dan nu het geval is. Na vloed komt eb.
De zon duikt achter de klif. De golven komen dichter naar ons toe en vreten het al smalle strookje strand nog verder aan. Even zien we onszelf verzwolgen worden door het zeeschuim, maar we beseffen dat het water straks weer weg zal trekken. De tijd staat aan onze kant, ook al hebben we er geen invloed op. Een even intimiderende als rustgevende gedachte.
Verschenen in De Standaard op 30 juli 2020
Comments