Pas in 1990 schrapte de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) homoseksualiteit uit haar International Classification of Diseases. Dat gebeurde op 17 mei, een dag die ondertussen om die reden werd uitgeroepen tot internationale dag tegen homo- en transfobie, of Idahot. Sinds een aantal jaar is Idahot ook in Vlaanderen steeds meer zichtbaar: ook deze week werd op verschillende scholen de PAARS-campagne gevoerd en hingen gemeenten de regenboogvlag uit.
Het zwaartepunt van activisme, of het nu over seksualiteit en gender gaat of over andere dingen, lijkt de afgelopen decennia in onze contreien grotendeels te zijn verschoven van een felle strijd tegen discriminatie naar het vieren van jezelf. Dat is geen onlogische evolutie: hoe meer de bescherming van minderheden in de wet verankerd raakte, hoe minder vooruitgang daar te boeken viel.
Dat betekent trouwens niet dat waakzaamheid en actie niet meer geboden zijn. We zijn misschien geneigd ervan uit te gaan dat die basisrechten een permanente verworvenheid zijn, maar helaas is dat niet per definitie zo. Een blik op de reactionaire ontwikkelingen in sommige EU-landen of de levensbedreigende strijd die queer activisten in sommige landen buiten de EU nog moeten voeren, kan daarbij als belangrijke reminder gelden.
Toch is het dus logisch dat het positief beleven van je identiteit meer centraal is komen te staan in het activisme, zeker in deze tijden van individualisering en zelfverwezenlijking. Echte acceptatie gebeurt niet alleen via wetteksten of op het politieke strijdtoneel, maar vooral ook in de hoofden van mensen. En misschien nog in de eerste plaats in je eigen hoofd. Draag uit wie je bent en doe dat met trots! Ook op de Belgian Pride in Brussel dit weekend en de Antwerp Pride in augustus zal dat de teneur zijn.
Dat is positief. Een gezonde identiteitsbeleving vooronderstelt inderdaad dat je voldoende trots bent op wie je bent. En dat hebben we als queers lang genoeg moeten onderdrukken. Ons queer zijn maakt ons minstens voor een deel tot wie we zijn. Het is alleszins iets dat ons anders maakt dan de rest. In die zin is tot een minderheid behoren een relatief voor de hand liggende vorm van identiteitsinvulling. ‘Ik ben dit, want de rest is het niet.’ Bij mijn witte heterovrienden, bijvoorbeeld, merk ik dat zij veel meer moeite hebben om te bepalen wie zij in een maatschappelijke context zijn.
Maar door ons te positioneren ten opzichte van de rest van de samenleving, plaatsen we onszelf voor een deel ook buiten die groep. Terwijl we net zo lang gestreden hebben om geaccepteerd te worden, om deel van de samenleving te zijn. Dat is natuurlijk wat identiteitsbeleving in de kern is: jezelf constant verhouden tot de ander in een dans van aantrekken en afstoten. Maar bij minderheden durft dat al eens een schizofrene vorm aan te nemen: je willen afzetten van de rest, maar er tot op zekere hoogte ook deel van willen uitmaken. Die moeilijke evenwichtsoefening, dat schizofrene van tegelijk wel en niet anders willen zijn, is de tweestrijd van de minderheid.
Die tweestrijd is ook terug te vinden in onze haat-liefdeverhouding met hokjes. We ervaren ze heel snel als restrictief, maar plaatsen onszelf er ook graag in omdat het ons een identiteit geeft. Het letterwoord lgbtqia+ is de afgelopen jaren letter per letter gegroeid, net omdat we ook binnen de queer gemeenschap steeds meer op zoek gaan naar sublabels die specifiek voor ons gelden. We vinden het belangrijk om dat aspect van onze identiteit actief uit te dragen, omdat het ons maakt tot wat we zijn. Maar tegelijk zetten we ons daarmee bewust of onbewust af tegen verschillende grotere groepen anderen.
De uiteindelijke vraag is of wij als minderheden willen opgaan in zo’n grotere groep. Of we dat moeten willen. Die vraag is al vaker gesteld. Sommige lgbtq’ers zijn net om die reden tegen het concept van een Pride: het benadrukt dat we anders zijn. En wat te doen met queer werk in de boekenwinkel? Zetten we dat tussen de andere, ‘gewone’ boeken of richten we een roze hoek in voor meer zichtbaarheid en awareness? Moeten er aparte gay cafés zijn? Of is acceptatie pas echt bereikt als dat niet meer nodig is?
Het antwoord op die vraag is wellicht een andere vraag: bestaat er wel zoiets als een te bereiken eindpunt van acceptatie? Sowieso zal het helpen om de maatschappij, maar ook onszelf in te prenten dat we als minderheid meer zijn dan dat ene ding. Maar zelfs dan nog zullen we die dans van aantrekken en afstoten waarschijnlijk blijven dansen. Dat is tenslotte hoe identiteitsinvulling gebeurt. Acceptatie is een werkwoord, zoals liefde.
Verschenen in De Standaard op 19 mei 2022
Comments