‘Ik heb zin om te vechten vanavond’, zegt hij terwijl we met de rest van de vriendengroep naar het danscafé wandelen. Het is het soort machopraat waar ik een hekel aan heb, met de ogen rollend antwoord ik wat een belachelijke instelling dat is. ‘Dus ik hoop’, gaat hij onverstoord verder, ‘dat iemand jou straks uitscheldt voor homo, dan kan ik je beschermen en hem aanpakken.’ Tegen alle logica én mijn eigen verwachting in merk ik dat die uitspraak mijn weerstand niet vergroot, maar net helemaal doet afbrokkelen. Nu heb ik altijd al een ludieke crush op hem gehad, maar bij die woorden voel ik even een stroomstoot van echte verliefdheid in me knetteren. Een stoere vent die het voor mij wil opnemen!
Ik besef goed genoeg dat wat ik voel absurd is. Niet alleen als ik luister naar de intellectueel in mij, die vindt dat het idee van de man als ‘beschermer’ schadelijk en beperkend kan zijn. Ook gewoon omdat ik twee meter groot ben en mezelf heus wel meen te kunnen verdedigen als het ooit zo ver zou komen. Maar kijk, dit gaat blijkbaar aan ratio voorbij. Het roept een vraag in me op waar ik wel vaker over nadenk: wat trekt me eigenlijk aan in mannen? Wat is het aan mannelijkheid dat me enorm op de zenuwen kan werken, maar een halve zin later zo week maakt als een slak? Wat maakt mij homo? En wat maakt me man? Is het iets puur fysieks, iets dat tussen de benen bengelt? Een specifieke lichaamsbouw? Zijn het minder tastbare aspecten zoals het voldoen aan een set maatschappelijke conventies? Conventies binnen dewelke mannelijk dan gezien wordt als stoer en moedig – de man als beschermer.
Aflevering 220 van This American Life, pionier onder de documentaire podcasts, heeft als titel ‘Testosterone’ en staat helemaal in het teken van het hormoon van verlangen, zoals testosteron in de aflevering genoemd wordt. Ze dateert al van 2002 (!) maar is nog altijd mateloos interessant. Het middelste deel is een interview met Griffin, een trans man, die dus geboren werd als vrouw, in transitie ging en nu als man door het leven gaat. Hij vertelt over de significante veranderingen die hij ervaarde na het starten van zijn testosteronbehandeling. Zijn emoties vlakten af. Hij kon bijna niet meer huilen. Het kleinste detail (zoals mooie enkels van een verder niet per se aantrekkelijke vrouw) kon hem enorm opwinden, een opwinding die bovendien altijd heel erg in het teken stond van seks. En hij kreeg naar eigen zeggen zelfs inzicht in fysica en mechanica op een manier die er daarvoor totaal niet was. Lachend en met enig ongeloof werpt de interviewer op dat Griffin ons met die woorden decennia terugkatapulteert in de tijd. Ik weet het, geeft Griffin half verontschuldigend toe.
Is dat dan wat mannen man maakt: testosteron? Met als gevolg gemiddeld meer kracht, een vlakkere emotionele waaier, sterkere driften, een misschien wat technischer ingesteld brein? Of doen al die dingen niet ter zake en is het feit dat je je een man vóélt al genoeg om er ook effectief een te zijn? Vaak wordt gesteld dat genderconcepten sociale constructies zijn. Voor een deel klopt dat: mannelijk is wat wij als samenleving als mannelijk zijn gaan zien. Wat we dan tegenover vrouwelijk zetten. Dat zijn die maatschappelijke conventies. Daarbij gaat het over banale dingen, bijvoorbeeld de kleren die we dragen, maar dus ook over meer fundamentele: een man gedraagt zich zus, een vrouw zo.
Nu transseksualiteit en transgenderisme zichtbaarder worden in de samenleving, worden die rigide binaire ideeën uitgedaagd. Daarmee dringt de vraag zich op of er in de fluïditeit ook iets absoluuts is aan mannelijkheid. Het is een lastige vraag. Ik denk dat we lang te binair met gender zijn omgegaan. Maar tegelijk valt niet te ontkennen dat ‘mannelijkheid’ en ‘vrouwelijkheid’ wel degelijk bestaan als concepten die in spanning staan tot elkaar, zowel in onze hoofden als daarbuiten. Want als dat niet het geval zou zijn, dan zouden homoseksualiteit en transgenderisme niet bestaan. Heteroseksualiteit trouwens ook niet.
Om niet te eindigen in een saaie semantische discussie (‘Ben ik nog homo als we niet meer van ‘mannelijkheid’ spreken?’) nog dit: de binaire hokjes van mannelijkheid en vrouwelijkheid hoeven niet afgebroken te worden. We moeten er vooral op toezien dat ze niet beperkend werken, dat ze fluïditeit toelaten. Een man mag de stoere en moedige beschermer zijn. Maar hij mag ook zacht en zorgend zijn, hij mag een rok dragen zonder ‘minder man’ te zijn. Laten we daar niet laatdunkend over doen – in beide gevallen niet.
Verschenen in De Standaard op 30 juni 2022
Comments