De nachtelijke hemel is zwart als pek, maar wanneer Jacques Cousteau omlaag kijkt, ziet hij een fraaie gloed. Het is 1954 en Cousteau staat op de achtersteven van zijn schip de Calypso, waarmee hij de Perzische Golf bevaart. Het water wemelt van het lichtgevende plankton, de schroeven van het schip trekken een heldere streep door de zachtzilveren soep. Eeuwenlang was deze zee het toneel geweest van parelduikers, die met gevaar voor lijf en leden de zeebodem afspeurden naar oesters met zowat het kostbaarste goed op aarde. Op zijn hoogtepunt was een kwart van de lokale bevolking daar in de parelhandel actief. Maar toen een Japanse ondernemer er op het eind van de 19de eeuw in slaagde om parels te kweken, stortte een groot deel van de economie op het Arabische schiereiland in.
Parelvissen was echter niet waarvoor Jacques Cousteau en zijn bemanning daar waren. De vermaarde Franse oceanograaf en ontdekkingsreiziger was ingehuurd door het bedrijf British Petroleum (BP) om op zoek te gaan naar het nieuwe kostbaarste goed op aarde: olie. Aan de hand van bodemmonsters probeerden Cousteau en zijn team van geologen te bepalen waar de kans op olievelden in de zeebodem het grootst was. Er was al eerder olie gezocht en gevonden in de regio, onder andere in Iran, Saudi-Arabië en Qatar. Maar BP wilde meer, en de zeven sjeikdommen aan de zogenaamde Verdragskust leken het bedrijf daarbij interessant onontgonnen terrein.
Na de expeditie van Cousteau liet BP seismische tests uitvoeren die uiteindelijk tot resultaat leidden. Umm Shaif werd ontdekt: een olieveld (ironisch genoeg gelegen onder een voormalig parelbed) met een geschatte totale oliereserve van bijna vier miljard vaten. De Verenigde Arabische Emiraten, zoals de zeven sjeikdommen hun nieuwe land kort nadien doopten, zouden nooit meer hetzelfde zijn.
In die Emiraten begint vandaag COP28, de klimaatconferentie van de Verenigde Naties. Het is al best bijzonder dat de VN kiezen voor een oliestaat als plek voor een klimaattop, zeker als die staat de op zes na grootste olieproducent ter wereld is. Helemaal opmerkelijk is dat de voorzitter van die top Sultan Ahmed Al Jaber is. Al Jaber is niet alleen de baas van Adnoc, het staatsoliebedrijf van de Emiraten, maar ook minister van Industrie van het land. De verontwaardiging die er al was over Al Jabers voorzitterschap is deze week alleen maar gestegen. Hij zou namelijk de rol van de Emiraten als gastland misbruiken om olie- en gasdeals te beklinken met bezoekende landen. Dat is wat het Centre for Climate Reporting, een onderzoeksjournalistieke organisatie die focust op klimaatverandering, naar buiten brengt op basis van gelekte documenten. Om de authenticiteit van die documenten na te gaan, werkte de organisatie samen met de BBC.
Een van de documenten is een briefing voor een meeting tussen Al Jaber en de Chinese minister van Ecologie en Leefmilieu die stelt dat staatsbedrijf Adnoc met China wil samenwerken aan internationale gasprojecten. Een ander document bevat discussiepunten voor meetings met afgevaardigden van Saudi-Arabië, Senegal en Venezuela. Daarin wordt telkens benadrukt dat de duurzame ontwikkeling van de natuurlijke rijkdommen van een land niet in tegenspraak hoeft te zijn met een engagement van dat land op het vlak van klimaatverandering. Technisch kan dat misschien waar zijn. Maar hoe absurd is het dat de voorzitter van een klimaatconferentie die boodschap geeft? Waar ligt de ambitie dan?
De vraag is wat er te verwachten viel van een man die vorig jaar nog besliste om de olie- en gasproductie van zijn bedrijf de komende jaren op te drijven. Adnoc produceert nu 3,5 miljoen vaten per dag, maar wil dat aantal tegen 2027 graag optrekken tot 5 miljoen vaten per dag. De kans lijkt dus klein dat de Emiraten het menen met de klimaatstrijd. Wellicht willen ze met deze COP28 vooral hun imago oppoetsen, zichzelf salonfähig maken bij een breder publiek. Dat proberen ze al jarenlang, ook met meer prozaïsche initiatieven zoals de opening van een Louvre Abu Dhabi of de sponsoringcampagnes van hun luchtvaartmaatschappijen Emirates en Etihad Airways in de sport. Het WK voetbal in buurland Qatar paste ook perfect in dat plaatje. Dat westerse prominenten daarin blijven meegaan, is een grandioos failliet van het idealisme.
Het kan natuurlijk dat de oliestaten wel degelijk bereid zullen blijken om hun stroom van astronomische inkomsten zelf droog te leggen en resoluut om te schakelen naar een nieuwe industrie met het oog op de toekomst. Maar de geschiedenis leert dat lucratieve industrieën zichzelf zelden op de toekomst voorbereiden. Op de Calypso van Cousteau was ook een cameraman aan boord die een aantal van de laatste parelduikers filmde. De mannen waren bijna blind door jarenlang in het zoute water te hebben gezwommen. Ze kwamen na een duik boven met honderden oesters. In geen enkele daarvan zat een parel.
Verschenen in De Standaard op 30 november 2023
Comments