Iedereen van ons kent hem: de übergay met zijn roze stretch T-shirt, zijn geaffecteerde manier van spreken, zijn zwerm faghags die hem verafgoden en lachen met al zijn grapjes. Wacht, zei ik iedereen? Ik bedoel niemand. We hérkennen hem, dat wel. Als het niet uit een of andere foute jaren ’90-film is dan wel uit de tientallen sitcoms die er jarenlang op tenenkrullende wijze “humor” uit hebben proberen te slaan. Gelukkig is die onbestaande homo ondertussen min of meer op stal gezet en komen we steeds minder bekrompen clichés over minderheden tegen in fictie. Dat is goed, want verhalen zijn de spiegel van een samenleving. Hoe een samenleving omgaat met de representatie van haar minderheden, zegt dus veel over de maatschappelijke positie van die minderheden.
In 1985 tekende cartooniste Alison Bechdel een korte strip met de naam The Rule. De strip gaat over twee lesbische vrouwen die naar de cinema gaan, waarbij de ene de andere laat weten dat ze een regel heeft voor de films die ze ziet. Die is drieledig maar heel eenvoudig: 1) er moeten minstens twee vrouwelijke personages zijn die 2) met elkaar praten over 3) iets anders dan een man. De strip, en vooral die regel, werd aan het begin van het nieuwe millennium opgevist door feministische filmmakers om de vrouwonvriendelijkheid van Hollywood aan de kaak te stellen. Ondertussen is de zogenaamde Bechdel Test breed gekend. De drie criteria in kwestie lijken belachelijk haalbaar — en dat zijn ze ook. Des te pijnlijker dus dat de test nog steeds als toetssteen gebruikt wordt.
Representatieschaal
De Amerikaanse LGBTQ-ngo GLAAD kwam in 2013 met een gelijkaardige regel om na te gaan hoe holebivriendelijk een film of tv-serie is: de Russo Test, naar LGBTQ-activist en GLAAD-medeoprichter Vito Russo. Ook deze test bestaat uit drie af te vinken criteria: 1) er moet een personage zijn dat herkenbaar homo, lesbisch, bi of transgender is, dat 2) niet enkel gedefinieerd wordt op basis van hun seksualiteit of genderidentiteit, en dat bovendien 3) cruciaal is voor het verhaal. Het is weinig verwonderlijk dat de grote meerderheid van de audiovisuele producties zowel in de States als dichter bij huis buist voor de test.
Maar er is dus licht aan de horizon. Langzaamaan verdwijnt de clichégay ten voordele van een all-round alternatief dat wél slaagt voor de Russo Test. Kijk naar Dertigers, de zogezegd uit het leven gegrepen en steengoed geschreven maar low-cost gedraaide één-reeks over een groep vrienden in Antwerpen. In de reeks zijn homokoppel Alex en Elias gewoon homo. That’s it. Ze hebben natuurlijk hun issues, maar één ding dat niet geproblematiseerd wordt, is hun geaardheid. Dat is een verademing. Want daarmee lijken we als LGBTQ-gemeenschap eindelijk het laatste stadium in de representatieschaal van Njotea te betreden. (Zoals de naam al doet vermoeden is die representatieschaal geheel aan mijn brein ontsproten en dus volkomen waardeloos. Maar sta me toe hem hier toch even uit de doeken te doen.)
Logisch spiegelbeeld
Als we kijken naar de manieren waarop een samenleving haar minderheden behandelt in verhalen, kunnen we die ruwweg opdelen in drie stadia. Eerst is er de fase “onbestaand en onbemind”, waarin de minderheid in kwestie, neem homo’s, überhaupt geen deel uitmaakt van verhalen die verteld worden. Ze komen er niet in voor, en als ze per uitzondering toch eens opduiken, dan is het steevast in een rol die hun positie als boosaardige outcast benadrukt. Daar zijn we in Vlaanderen gelukkig al een decennium of twee voorbij. Het tweede stadium is dat van oppervlakkigheid en clichés, denk de reeds genoemde übergay. Na verloop van tijd komt ook aan die fase een eind, waarna we kunnen overgaan naar het derde stadium: dat van de gelaagdheid en de authenticiteit. Dat derde stadium is dus waar we nu eindelijk stilaan aanbelanden. Het is absoluut frustrerend dat het zo lang geduurd heeft, maar tegelijk is het al die tijd een logisch spiegelbeeld geweest van hoe de maatschappij lang naar LGBTQ’ers gekeken heeft en soms nog kijkt.
De gelauwerde Amerikaanse scenarist Alan Ball bedacht en schreef tientallen soorten “minderheidspersonages”, waaronder veel gays. Van de oersaaie middenklassehomo’s Jim en Jim in American Beauty, over de gespannen David en de potige Keith in Six Feet Under, tot de flamboyante Lafayette in True Blood. Ball koos er heel bewust voor om van de twee Jims in American Beauty het meest normale koppel van de film te maken: “ik zag eens een totaal middelmatig, saai heterokoppel dat matching outfits droeg en ik dacht ‘ik kan niet wachten tot een gay koppel net zo saai kan zijn’”.
Daarmee omschrijft Ball een beetje paradoxaal maar des te treffender waar het om draait. Namelijk dat echte gelijkwaardigheid op het scherm er pas kan zijn wanneer een homo net zo saai, maar ook net zo succesvol, net zo seksueel actief of inactief, net zo achterbaks of net zo liefhebbend kan zijn als de vele verschillende soorten hetero’s die we dagelijks in onze films en tv-series zien. De waarheid ligt zoals zo vaak in de diversiteit.
Verschenen op zizomag.be op 5 februari 2019
Comments