Soms wil je dat het vooruitgaat. Op 28 februari 2022, vier dagen nadat Poetin was binnengevallen, diende Oekraïne een officiële aanvraag in voor lidmaatschap van de Europese Unie. In juni stemden de Europese lidstaten in met kandidaat-lidmaatschap. Dat betekent dat het land nu, op weg naar volwaardig lidmaatschap, een lange en complexe procedure ingaat om te voldoen aan drie noodzakelijke toetredingscriteria. Die komen in grote lijnen neer op het garanderen van een democratische rechtsstaat, een functionerende markteconomie en de nodige bestuurlijke capaciteit. Drie voorwaarden om Europees te mogen zijn.
De aanvraag had in de eerste plaats een symbolisch doel. Toch had de Oekraïense president Volodimir Zelenski graag een versnelde toetreding van zijn land tot de EU gezien. De Russische beer kijkt immers niet meer grommend toe, hij staat sinds de invasie in het Oekraïense huis. Maar op de top in Kiev eind vorige week werd die hoop de kop ingedrukt. Oekraïne zal de normale procedure moeten doorlopen. Het land neemt zo plaats in een wachtkamer met zeven andere kandidaat-lidstaten, waaronder Servië en Turkije.
Sinds haar ontstaan heeft de Europese Unie op gezette tijden een uitbreiding gekend – en met de Brexit ook een eerste inkrimping. Kroatië was het recentste land dat lid werd, in 2013. Daarvoor waren er al zes uitbreidingsrondes geweest. Zo kwamen Polen en Malta in 2004 bij de club, Portugal en Spanje in 1986 en het Verenigd Koninkrijk in 1973. Telkens speelt bij zo’n uitbreidingsronde bij ons Europeanen de vrees op of de nieuwe leden het DNA van Europa niet te hard zullen veranderen. Of we onze Europese identiteit wel zullen behouden. Dat is een belangrijke vraag. Om een collectief project zoals de Europese Unie niet te laten imploderen, is het immers cruciaal dat we onszelf voldoende blijven herkennen in dat collectief.
Het complexe aan die Europese identiteit is dat ze een amalgaam is van geografische, historische en culturele factoren. Waar begint en waar eindigt Europa? In het noorden, het zuiden en het westen van het continent is die geografische grens evident: het water. In het oosten is het veel lastiger een harde lijn te trekken. (Interessant in taalkundig opzicht is daarbij trouwens dat in de belangrijke wetteksten en verdragen van de Unie bewust zo min mogelijk over ‘territorium’ gesproken wordt en bijna overal over het meer elastische ‘gebied’.) Als het over geschiedenis en cultuur gaat, is het onderscheid tussen Europa en de rest al helemaal lastig te maken. Welke landen, welke volkeren vinden we Europees en welke niet?
Dat onder die Europese identiteit ook de nationale identiteiten van de lidstaten of kandidaat-lidstaten spelen, maakt het allemaal nog complexer. Al sinds zijn ontstaan is het Europese project eigenlijk één grote evenwichtsoefening op dezelfde koord: hoe bouw je een gedeelde identiteit op een fundament van verschil? En vooral: hoe breed mag de kloof tussen de nationale verschillen zijn vooraleer ze niet meer overbrugbaar is? Identiteitsbeleving is in de kern een constante slingerbeweging tussen zich afzetten van en zich vereenzelvigen met de groep. Als nieuw lid van een groep is de oefening dus om je voldoende aan te passen zodat er genoeg overeenkomst is met de rest, maar toch je eigenheid tot op zekere hoogte te bewaren. Zo bekeken vormt de dans van Oekraïne en de EU een interessante case voor maatschappelijk identiteitsdenken in het algemeen. Want uiteindelijk komt elke vorm van samenleven neer op het smeden van een collectieve identiteit uit een verzameling individuen met specifieke eigenheden.
In het geval van Europa lijkt dat smeden voorzichtig te lukken. Ja, zo’n Europese identiteit is misschien moeilijk concreet vast te pinnen — we zullen ons bijvoorbeeld veel sneller Belg of Vlaming noemen dan Europeaan. Maar gevoelsmatig begint er wel degelijk een gedeeld idee te leven van wat het is om Europeaan te zijn. Van bepaalde fundamentele waarden die we onderschrijven of wat voor soort maatschappij in de breedste zin we willen zijn. Dat gevoel speelt scherper op als die Europese identiteit in conflict komt met een expliciet niet-Europese ander. Zo zullen de meeste mensen zich sneller Europees voelen als ze geconfronteerd worden met iemand uit Japan of Botswana dan als ze in discussie gaan met een Duitse of een Italiaan. Voor ons als Europeanen voelt dit dan ook als het uitgelezen moment voor Zelenski om zijn land als Europees te positioneren, nu de spanning met het expliciet niet-Europese Rusland op een absoluut hoogtepunt staat. Benieuwd of het gevoel bij ons en bij de Oekraïners anders zal zijn wanneer de Russische vijandelijkheden afnemen en, hopelijk ooit, verdwijnen.
Verschenen in De Standaard op 9 februari 2023
ความคิดเห็น